Verslag van uitreiking van de Clara Meijer-Wichmann penning
Op de internationale dag voor de rechten van de mens 10 december 2003

Op 10 december 2003 reikte de Liga voor de Rechten van de Mens voor de zestiende keer de Clara Meijer-Wichmann penning uit. Deze penning wordt jaarlijks toegekend aan iemand die zich op grond van een persoonlijke motivatie, gedurende langere tijd, in Nederland heeft ingezet voor de rechten van de mens. Dit jaar is de uitreiking voor het eerst in samenwerking met J’accuse georganiseerd.

De CMW penning is dit jaar uitgereikt aan Mies Bouhuys, die zich als schrijfster en activiste op vele fronten heeft ingezet om het gedachtegoed van de mensenrechten uit te dragen. De uitreiking van de penning vindt traditiegetrouw plaats op 10 december, de internationale dag van de rechten van de mensen, de dag waarop de Verenigde Naties (VN) in 1948 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als een belangrijke grondslag aanvaardden. Dit jaar gebeurde dat in het cultureel centrum Felix Meritis te Amsterdam, waar zich een kleine honderd mensen verzamelde.

Mies Bouhuys en Cees Hamelink ontmoeten elkaar voorafgaand aan het programmaMies Bouhuys en Cees Hamelink ontmoeten elkaar voorafgaand aan het programma

Opening door Cees Hamelink

Het programma staat in het teken van mensenrechten en onderwijs, met de rechten van het kind als belangrijke invalshoek.

Cees Hamelink bijt, als voorzitter van Liga voor de rechten van de Mens en dagvoorzitter, de spits af met een kort openingswoord. Hij toont zich tamelijk somber over de actuele stand van zaken. Staten keren zich in toenemende mate af van het internationale regime en trekken zich steeds vaker terug op het nationale recht. De beschikbaarheid van informatietechnologie leidt niet alleen tot meer uitwisseling van informatie maar ook tot meer controle op het individuele doen en laten van burgers. Tijdens de VN conferentie waar Cees Hamelink na afloop van de 10de december zal terugkeren zijn er in de badges van de deelnemers speciale chips ingebouwd die de autoriteiten kunnen, tot zijn verontwaardiging, informeren over het doen en laten van de deelnemers. Cees Hamelink merkt echter ook op dat er instellingen en mensen zijn die nooit opgeven die zich blijven inzetten voor de rechten van de mens. Voorbeelden hiervan zijn de Liga, J’accuse en vooral Mies Bouhuys.

Uitreiking van de penning door Rudolf de Jong

Vervolgens geeft hij het woord aan Rudolf de Jong die de CMW penning zal uitreiken. Rudolf begint met de opmerking dat het opvallend is dat de jury uitsluitend uit mannen heeft bestaan, maar dat er wat betreft de penningontvangers van de afgelopen jaren gelukkig wel een evenwicht bestaat tussen mannen en vrouwen.

Hij wijst vervolgens op twee mannen die een belangrijke rol hebben gespeeld in het leven van Mies Bouhuys. Allereerst is dat haar vader geweest, een protestantse onderwijzer uit Weesp. Hij namen stelling tegen de jodenvervolging en voor de mensenrechten, ook al bestonden die formeel nog niet. De tweede belangrijke man is Ed Hoornik geweest, de dichter en schrijver met wie Mies haar leven deelde en voor wie de ervaringen van de oorlog en van Dachau nooit voorbij gegaan zijn. Maar hij is niet bij de pakken neer gaan zitten, hij heeft er iets mee gedaan. Hij is samen met Mies blijven opkomen voor de vrijheid en blijven strijden tegen onderdrukking, hardnekkig, maar zonder verbittering. Het huis aan de Prinsengracht waar Mies en Ed woonden leek in die jaren wel een soort van Muiderkring, waar iedereen kon binnen vallen en kon discussiëren over vrijheid, poëzie en literatuur.

De jury van de Clara Meijer-Wichmann Penning heeft drie hoofdmotieven om de penning dit jaar aan Mies toe te kennen. Allereerst vanwege de prachtige kinderboeken die zij heeft geschreven waarin het thema mensenrechten en vrijheid soms nadrukkelijk en soms als vanzelfsprekendheid altijd een rol speelt. Als titels noemt Rudolf bijvoorbeeld Anne Frank is niet van Gisteren en Vrijheid geef je door. Noemenswaardig is ook het muziektheater voor en door kinderen dat Mies geschreven heeft, genaamd Esperanza. Deze titel voert meteen naar het tweede motief om de penning aan Mies toe te kennen, haar jarenlange verbondenheid met Latijns Amerika en haar niet aflatende inzet, zowel moreel als financieel voor de Dwaze moeders van het Plaza de Mayo, die nog altijd op zoek zijn naar hun verdwenen kinderen en kleinkinderen.

Het derde motief ligt bij de strijd die Mies gevoerd heeft tegen de goedkeuringswet voor het huwelijk van Prins Willem-Alexander met Máxima, wegens de betrokkenheid van de vader van Maxima bij de vuile oorlog in Argentinië. Het is opvallend hoeveel drogredenen er toen gehanteerd zijn om die goedkeuringswet er toch doorheen te krijgen.

Clara Wichmann is vrij jong gestorven, maar ze is haar leven lang actief geweest, in de vrouwenbeweging, tegen militarisme, tegen het strafrecht en op nog meer terreinen. Ze heeft er daarbij altijd voor gezorgd dat de doelen waarvoor de vocht en de middelen die ze daarvoor gebruikte en harmonie met elkaar waren en dat verbindt haar met Mies Bouhuys, wier boeken nog altijd worden stuk gelezen. Hierna overhandigt Rudolf Mies Bouhuys de penning en een speciale oorkonde met het oordeel van de jury.

De Clara Meijer-Wichmann penningDankwoord en toespraak van Mies Bouhuys

Mies Bouhuys spreekt vervolgens een helder, ontroerend en inspirerend dankwoord uit waarin zij haar eigen verleden verbindt met de actualiteit en een oproep doet om kinderen vanuit hun eigen creativiteit de werkelijkheid te laten verkennen en ze te benaderen als zelfstandig wezens die zelf heel goed kunnen herkennen welke krachten hun vrijheid en ontwikkeling belemmeren. Hieronder volgen enkele belangrijke onderdelen uit haar toespraak.

Mies Bouhuys begint met te vertellen dat ze zich verlegen voelt met de prijs, denkend aan de talloze mannen en vrouwen die zich iedere dag weer inzetten voor de mensenrechten. Voor ieder zijn de drijfveren daarbij anders. Het besef van onrecht kan soms al heel jong, en soms ook onbewust worden bijgebracht. Zo kunnen zelfs onbegrijpelijke psalmen aan de rechtvaardigheidsgevoelens van een kind raken. Bij haar raakte de zinsnede “Oost noch west noch zandwoestijn doet ons meer of minder zijn” een snaar, zonder dat ze de inhoud van deze psalm direct begreep.

De Tweede Wereldoorlog die begon toen Mies 12 was, heeft haar al vroeg doen inzien wat het verlies aan rechten betekende en ze leerde ook de mensen kennen, zoals de onverschilligen, de meelopers en zij die in verzet kwamen. Van haar vader heeft ze geleerd dat het altijd zin heeft om tegen onrecht op te komen, ook als daar risico’s aan verbonden zijn.

De wereld van nu is volgnes Mies, niet de wereld die de mensen vlak na de oorlog voor ogen hadden. Een wereld waarin zelfs van het woord kindsoldaat niemand meer opkijkt, waarin de VN wordt geschoffeerd, waarin ons een onrechtmatige oorlog door de strot wordt geduwd en waar mensen rechteloos gevangen worden gehouden in Guantanamobay.

Hoe leg je aan kinderen uit dat de schending van de mensenrechten de wereld zo weinig beroert? De vanzelfsprekendheid waarmee wordt afgedaan met kwetsbare groepen. Het feit dat er steens minder sprake is van gelijke lansen en gelijke rechten voor iedereen.

Clara Wichmann zei het in haar tijd al er bestaat een misdrijf dat in geen enkel wetboek voorkomt, dat van de gedachteloosheid.

En toch blijft het belangrijk om kinderen uit te leggen dat je stuk voor stuk iemand bent. Er zijn mensen die vinden dat je kinderen bij de werkelijkheid vandaan moet houden, Mies Bouhuys gelooft daar niet in. Ze vindt dat je kinderen moet leren leven met de werkelijkheid die ze omringt. Je moet ze stimuleren om te schrijven, om creatief te zijn. Het gaat er om mogelijkheden te scheppen voor hun fantasie, om eigen ervaringen op te doen en zich te ontwikkelen tot zelfstandige wezens. Kinderen zijn een eigen bron van creativiteit en ze zijn prima in staat de krachten te herkennen die dat belemmeren. Het inzicht dat het leven de moeite waard is om geleefd te worden ontstaat spelenderwijs en zo leren ze om zelfstandig te denken. Wat deze tijd nodig heeft is moed, de geestelijke moed om te kiezen voor het zelf doorleefde.

Na de toespraak van Mies Bouhuys volgt een muzikaal intermezzo van Trio Tangata dat met haar prachtige Piazzola programma de zaal diep ontroert.

De rest van de avond staat in het teken van discussie. Daartoe heeft Frans Swartelé van het Eurregionaal Platform Mensenrechteneducatie en het Kinderrechtenhuis in Alken (België), in samenwerking met Jan Pouwels van de Pabo Groenewoud te Nijmegen, een aantal stellingen opgesteld. Deze stellingen hebben betrekking op verschillende niveaus:

dat van de overheid; de school; de lerarenopleiding; de klas; de samenleving en de mondialiteit.

In zijn toelichting benadrukt Frans Swartelé dat het niet toepassen van de reeds geratificeerde akkoorden eigenlijk het grootste probleem vormt. In de discussie die hierop volgt wordt als eerste opgemerkt dat er van de overheid, in ieder geval in Nederland, op dit moment niet veel te verwachten is. Dit heeft niet alleen te maken met de steeds groter worden autonomie van de scholen, maar ook met de hypocrisie die dan naar voren komt. Hoe kun je als Nederlandse overheid in het Nederlandse de mensenrechten in het onderwijs centraal stellen en je in de rest van je beleid daar niets aan gelegen laten liggen? Frans Swartelé erkent dat het niet gemakkelijk is de overheid te motiveren. Hij wijst in dit verband op het Vlaamse Kinderrechtencommissariaat, een door de overheid in het leven geroepen instelling die jaarlijks rapporteert over de toepassing van het kinderrechtenverdrag van de VN. Deze rapportages hebben wel degelijk effect. Miek de Langen wijst erop dat in Nederland de kinderrechtenwinkels deze functie vervullen. Zij brengen ook schaduwrapporten uit die in de commissie in Genève aandacht besproken worden. Zij vindt het beschamend te moeten constateren dat de ambtenaren die de officiële rapportage hebben opgesteld in Genève een plee-figuur slaan, doordat ze geen enkele kennis blijken te hebben van de praktijk. Zij onderschrijft de visie van Mies Bouhuys dar de mensenrechten via de kinderen zelf dienen te worden uitgedragen. Om te spreken over kinderrechten met kinderen is niet moeilijk en kost niet veel, maar zelfs op de kinderrechtenwinkels wordt bezuinigd.

Voorts worden door deelnemers aan de discussie nog de volgende punten ingebracht:

  1. In het huidige onderwijs is er (ook op VWO niveau) praktisch geen aandacht voor de (geschiedenis van) de VN en de betekenis van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
  2. Kinderen van illegalen hebben in Nederland (ondanks het feit dat Nederland partij is bij het kinderrechtenverdrag) geen recht op onderwijs
  3. In België is de sterfte onder pasgeboren baby’s van illegale vrouwen tien keer zo hoog als onder Belgische vrouwen.
  4. Het is belangrijk om de rechten van de mens op een meer ontspannen wijze naar voren te brengen, dat geldt ook voor de media.
  5. Naast rechten zijn ook plichten van belang. In de UVRM is niets opgenomen over de plichten van staten. Het is beter te streven naar een wereldfederatie dan naar een VN waarin de soevereine staat oppermachtig is.
  6. Het is makkelijk om te klagen over wat er niet deugt, maar we moeten zelf ook reageren, stemming maken en opkomen tegen het onrecht. We hebben moedige mensen nodig. Het is belangrijk dat we niet alleen discussiëren maar ook iets doen.

Na de discussie die eigenlijk veel te kort is om alle interessante punten uit te diepen, sluit Cees Hamelink de avond af, bedankt de organisatoren en noodt iedereen uit om onder het genot van een drankje nog verder met elkaar te spreken, hetgeen geanimeerd gebeurt.

[ top | e-mail postbus@j-accuse.nl ]