J'accuse :: Clara Meijer-Wichmann Penning

Hieronder vindt u de integrale toespraak van schrijfster en mensenrechtenactiviste Mies Bouhuys die zij heeft gehouden bij de aanvaarding van de Clara Meijer-Wichmann Penning op 10 december 2003. Deze penning wordt elk jaar uitgereikt aan een ieder die zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt voor de mensenrechten. De uitreiking vond dit jaar plaats in samenwerking met J'accuse.

Oost noch west, noch zandwoestijn...

Uiteraard bedank ik de besturen van de Liga voor de Rechten van de Mens en J'Accuse voor de onderscheiding die mij ten deel valt. Tegelijk voel ik mij er verlegen mee, denkend aan de talloze mannen en vrouwen, die zich -dikwijls nauwelijks opgemerkt- op bijzondere wijze inzetten voor de mensenrechten.

De drijfveer om te doen wat zij doen, zal voor iedereen anders zijn: misschien een gebeurtenis in hun leven, die hen de ogen opende voor de ongelijkheid waar het de rechten van zichzelf en anderen betrof. Uit politieke of religieuze overtuiging? Als een kwestie van prestige? (fatsoen moet je doen, om dat gruwelijk tegen de Nederlamdse taal vloekend citaat aan te halen).

Of was het zo vanzelfsprekend om zich in te zetten dat het nauwelijks een keuze was: een van jongsaf aan bijgebracht gevoel voor rechtvaardigheid, als het ware met de paplepel ingegeven? Als ik dan toch iets over mezelf moet zeggen, dan doe ik dat omdat ik uit eigen ervaring weet hoe het besef over wat recht en onrecht is, je al heel jong en volledig onbewust, kan worden bijgebracht.

Komend uit een protestants nest van evangelisten en schoolmeesters, waren er die onbegrijpelijke uit het hoofd te leren psalmen. En toch... een paar van die psalmregels zijn me altijd bijgebleven, omdat ze ons door een bevlogen meester van de vijfde klas werden uitgelegd: "Oost noch west, noch zandwoestijn, doet ons meer of minder zijn." Die psalmtekst zal net als zoveel, ook wel weer gemoderniseerd zijn, maar ik bewaar hem in zijn oude vorm.

Twaalf jaar was ik toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, de leeftijd waarop je om je heen begint te kijken in de wereld, die groter blijkt dan wat je altijd dacht en wat vertrouwd was, een wereld waarin je niet meer alles voor zoete koek neemt wat volwassenen je vertellen. Ook als kind begreep je wat het verlies van rechten betekende, rechten die we altijd hadden gekend en waar we trots op waren. Geen recht meer om te zeggen wat je wilde, te doen en te gaan waar je wilde, te zijn wie je was, in heel veel gevallen geen recht meer om te leven.

In een kleine gemeenschap als het stadje Weesp waar ik opgroeide, leerde je ze kennen: de onverschilligen, de twijfelaars, de meelopers en de mannen en vrouwen die met gevaar voor hun leven opkwamen tegen het onrecht dat overal zichtbaar was. Ik had die vader en grote broer die met hun openlijk protest bij de deportatie van de joden uit Weesp mij zonder woorden leerden dat het altijd zin heeft tegen onrecht op te komen, dat je soms niet anders kunt, ook al staan er, zoals toen, risico's op het spel.

Na die oorlog was er het huwelijk met een dichter, die teruggekeerd uit het concentratiekamp Dachau schreef:

"Als u heb ik om veel dingen verdriet,
ik wil het niet. Ik wil het niet.
Hoe diep ook geschonden,
hoe diep ook bezeerd,
de voet zet zich dwars, het hart rebelleert.”

Van die wereld van mijn jeugd, naar die van vandaag. Die is niet wat wij, heel jonge mensen van toen verwachtten toen we in mei 1945 door de straten dansten en op de tanks van de bevrijders klommen. We geloofden het werkelijk: dat ieder ens, ieder kind voortaan zou kunnen opkomen voor zijn recht op vrijheid, recht op voldoende voedsel, recht op leven, recht om te zijn wie je bent.

Het is anders gelopen. Wie om zich heen kijkt, ziet een wereld waarin dag in dag uit mannen, vrouwen en kinderen worden gedood in oorlogen en conflicten om ras, godsdienst, economisch belang of verschillen in de manier van denken, waarbij van het begrip kindsoldaten al niemand meer opkijkt.

De Verenigde Naties, onze hoop na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, worden geschoffeerd. Een onrechtmatige oorlog wordt ons onder valse voorwendsels door de strot geduwd. Vredesakkoorden van gisteren gaan morgen weer ten gronde. Honderden jongens en mannen worden zonder enige vorm van proces, gekooid en wel, op Guantanamo gevangen gehouden. In Latijns Amerika lopen honderdduizenden in een Marcha de la Resistencia, een verzetsmars door de straten, met de vraag van zo lang al: waar zijn ze gebleven, de dertigduizend onder de militaire dictatuur van Argentinië verdwenen mannen, vrouwen en kinderen? Vluchtelingen ,verjaagd vanwege hun politieke overtuiging, geloof of afkomst of gedreven door honger, zwerven over de wereld, aangewezen op onze liefdadigheid zonder op onze solidariteit te kunnen rekenen.

Hoe leg je aan kinderen uit dat de schending van zoveel mensenrechten de wereld nauwelijks beroert? Kinderen hebben ogen en ik denk vaak, minder vertroebelde dan wij volwassenen. Ze leven niet in een eigen bonte wereld. Ze lopen door straten en leven in huiskamers waar ze dag in dag uit worden geconfronteerd met wat mensen mensen aandoen. En wat daar misschien het meest schrikbarend aan is, is het ontbreken van een maatschappelijk klimaat dat noodzakelijk is om de rechten van een ieder te beschermen.

In eigen land ontbreekt dat klimaat meer en meer. En is het verwonderlijk dat de harteloosheid in het politieke beleid doorwerkt in alle facetten van de samenleving? De kille ingreep in het bestaan van minder bedeelden, ouderen en zieken, de vanzelfsprekendheid waarmee wordt afgedaan met kwetsbare groepen, leidt onder de Nederlandse bevolking tot angst voor het eigen bestaan, het vasthouden aan wat men heeft en daarmee tot onverschilligheid ten opzichte van wie het minder heeft. In het dagelijks leven is er openlijk of heel subtiel omkleed steeds minder sprake van gelijke kansen en gelijke rechten voor iedereen.

Het is merkwaardig, om niet te zeggen hypocriet, dat mensen die op officieel niveau slechts onbegrip en harteloosheid aan de dag leggen, zich zorgen maken over de jeugd. Over de onverschilligheid ten opzichte van waarden die zij nog als hoogste goed beschouwen, over de haat, lichamelijk en geestelijk geweld, ook tegen kinderen, de zinloze vernielingen in de straten. Bezorgdheid en verontwaardiging alom. Zou het niet beter zijn te onderzoeken waar dat verlies aan waarden en normen, waar die haat, die drang tot geweld vandaan komt?

,Mensen denken minder aan anderen," meldden statistieken in de kranten onlangs. Onverschilligheid alom. Gedachteloosheid... Clara Wichmann, specialiste op het gebied van het strafrecht, schrijft: “Er bestaat een in geen enkel wetboek opgenomen misdrijf: dat van de gedachteloosheid.”

Het is niet moeilijk om kinderen van dat misdrijf af te houden. Mits op de juiste manier en haast spelenderwijs aangedragen, staan ze open voor alle nieuwe gedachten. Kinderen door verhalen, toneel, gedichten en liedjes doen inzien dat er altijd anderen zijn die net zo denken als jij, die jouw recht erkennen. Ze doen begrijpen dat ieder mens, oud of jong, in zijn leven voor keuzes komt te staan waar niet zo maar een antwoord op is. Door erover te lezen, in verhalen of een spel over te horen, door gesprekken met anderen, leren kinderen de eigen rechten en die van anderen steeds beter kennen.

Cultuur doet een mens op door alles wat hij in zichzelf en in de wereld om hem heen ontdekt. En die ontdekkingen houden niet op bij wat een bepaalde groep, de familie thuis of de mensen in je straat de beste manier van leven vinden. Mensen en kinderen kunnen heel goed deel hebben aan meer dan een cultuur. Het is juist het inzicht in de verschillen dat openbaart hoeveel gemeenschappelijks er tegelijk bestaat in mensen overal vandaan. En daarmee het besef dat ook de rechten voor iedereen gelijk behoren te zijn.

Veel ouders, opvoeders, schrijvers ook, staan op het standpunt dat je kinderen zo lang mogelijk bij de werkelijkheid vandaan moet houden, onder het mom dat ze daar toch gauw genoeg mee in botsing zullen komen of er de druk van zullen ondergaan. Ik geloof daar niet in. Ik geloof juist dat je als volwassene maar één taak hebt ten opzichte van kinderen: ze te leren leven met de werkelijkheid die ze omringt. Dat kan op veel manieren: samen lezen, voorlezen, vertellen en vooral kinderen zelf verhalen en gedichten laten schrijven.

Uit ervaring weet ik dat je het stimuleren van de eigen creativiteit niet hoog genoeg kunt schatten: de mogelijkheid scheppen om de eigen persoonlijkheid ook van heel jonge kinderen te ontwikkelen, hun fantasie te stimuleren, een eigen mening te doen vormen en ervaring en kennis op te doen die hen zichzelf doet zien als zelfstandige wezens binnen de eigen samenleving en de samenleving in wereldverband. Het ontdekken van eigen bronnen van creativiteit en het herkennen van krachten die dat belemmeren leidt tot acceptatie van de medemens en het erkennen van zijn rechten. Inzicht dat het leven de moeite waard is om geleefd te worden, ontstaat bijna spelenderwijs.

Een van de voorwaarden om je eigen rechten en die van anderen te onderkennen is het je los maken van de mening van anderen, zelfstandig leren denken, niet meer klakkeloos aannemen wat autoriteiten zeggen, wat de massa/media je voorzetten, wat uit die stroom van smakeloze en vooral harteloze t.v., video en internetproducties op je afkomt.

Clara Wichmann, zegt het in 1917, lang voor het bestaan van al die massamedia, al heel mooi en duidelijk. Ze schrijft: "Wie in het vanzelfsprekende blijft steken, wie nooit een stap buiten de betreden paden durft te gaan, wie niets meer wil dan het vol goede trouw aanhangen van tradities en het napraten van frasen kan alle goede eigenschappen ter wereld hebben, maar een ding ontbreekt: moed. De geestelijke moed om te kiezen voor het zelfdoorleefde boven het door anderen voorgekauwde, de moed zonder welke integriteit niet kan bestaan."

Aan Clara Wichmann's tekst hoeft in onze dagen niets gemoderniseerd. Naar vorm en inhoud bewaren haar woorden hun geldigheid, blijven ze een leidraad in de omgang met jonge en oude mensen.

[ top | e-mail postbus@j-accuse.nl ]