Legitimeert provocatie een gewelddadige reactie?
Door Meindert Fennema
'Ajax-film in Rotterdam is pure provocatie', meent mijn
Rotterdamse collega Gerhard Hermann (de Volkskrant, 9 december).
Hij verdedigt twee stellingen, die beide om weerlegging
schreeuwen. De eerste is dat het recht de Ajax-film in Rotterdam
te vertonen niet onder het recht op vrijheid van meningsuiting
valt. De tweede is dat het vertonen van die film in Rotterdam
'een regelrechte provocatie' is. De eerste stelling wordt
verdedigd met als impliciet argument dat de film geen mening
verkondigt, en dat het draaien van de film in Rotterdam
opgevat moet worden als het dragen van clubkleuren op vijandelijk
terrein'. Hij heeft dat zelf een keer in Amsterdam gedaan:
'Voor ik er erg in had, kreeg ik een por in mij rug en werd
mijn sjaal van mijn nek gegrist.' Volgens Hermann heeft
iemand die 'zoiets doms doet' als met een Feyenoord-sjaal
in de Kalverstraat lopen geen recht op politiebescherming.
Wat een sinistere opvatting. Zou ik dan met een muts in
de kleuren van de Friese vlag in Groningen ook geen recht
hebben op politiebescherming? En die Sikh met zijn tulband
in Spakenburg? Of die Turk met een shirt van zijn geliefde
Turkse voetbalclub in Rotterdam? Het dragen van symbolen
valt evenzeer onder de vrijheid van meningsuiting als het
vrije woord zelf. En 'vijandelijk gebied'? Sinds wanneer
bestaat Nederland uit vijandelijke gebieden waar voor buitenstaanders
het vrije woord niet geldt? Alsof Nederland bestaat uit
vijandige stammen die elk volledige soevereiniteit in eigen
kring hebben.
Het stuk van Hermann draagt bovendien bij aan de suggestie
dat voetbal nu een keer oorlog is en dat de vrijheid van
meningsuiting alleen in de politieke arena zou gelden. In
het voetbal gelden andere regels dan in het parlement. Op
zichzelf is dat standpunt zeer wel te verdedigen. Maar het
moet toch duidelijk zijn dat de grondwettelijke regels in
alle sectoren van de samenleving gelden? Ook op het voetbalveld
is het niet toegestaan 'Ajax jodenclub' (en erger) te roepen.
Ook niet als Ajax in het Feyenoord-stadion speelt. Het is
in dit verband misschien niet toevallig dat het juist een
Turkse Rotterdammer is die als directeur van een Rotterdamse
bioscoop de intimidatie van de lunatic fringe van de Feyenoordsupporters
trotseert. Hij is weliswaar zelf Feyenoord-fan, zegt hij,
maar hij beschouwt het niet-vertonen van de film als een
toegeven aan intimidatie en terreur. Voor Kadir Selcuk gaat
het om een principiële kwestie: de verdediging van het recht
op vrije meningsuiting. Een moedig standpunt, maar ook een
standpunt dat voor hem van extra betekenis zou kunnen zijn.
Want stel dat Feyenoord tegen een Turkse club zou moeten
spelen. Ik ben benieuwd of mijn Rotterdamse collega hem
dan zou aanraden op zo'n dag maar binnen te blijven.
En daarmee raak ik aan het provocatie-argument van Hermann.
Dat argument bezorgt mij nog meer koude rillingen dat het
argument dat voetbal nu eenmaal oorlog is. Door iets een
provocatie te noemen, wordt een gewelddadige reactie gerechtvaardigd
op iets dat zonder de term provocatie als een vreedzame
handeling zou gelden.Twee homo's geven elkaar een zoen op
het CS in Rotterdam. Een uiting van verliefdheid? Nee een
provocatie zegt de potenrammer. Een meisje draagt een minirok
in het Vondelpark. Een provocatie, zegt de advocaat van
haar verkrachter. In de Sovjet-Unie demonstreerden Sovjet-burgers
voor die mensenrechten. Een vreedzame activiteit, maar in
de ogen der communisten was het een provocatie. In Duitsland
gingen joden naar de synagoge. Valt onder vrijheid van godsdienst,
dacht ik. Maar volgens de nazi's was het een provocatie.
Het begrip provocatie is een element uit een terroristisch
discours. Ik zou Gerhard Hermann en zijn vrienden in Rotterdam
niet graag alleen tegenkomen. Want dit stuk is in hun ogen
natuurlijk ook een provocatie.
Meindert Fennema
De auteur doceert politieke theorie aan de Universiteit
van Amsterdam.
(Bron: Volkskrant 11 december 2000)
[
top | reacties welkom postbus@j-accuse.nl
]
|