Profeten en mensenrechten
Door Anet Bleich
In een lekker lome stemming liet ik me onlangs na een etentje
bij vrienden per taxi naar huis vervoeren. De chauffeur
rookte, dus ik mocht het ook, dat was mooi meegenomen. Hij
had een bandje met Arabisch klinkende muziek op. 'Mooi',
merkte ik op. 'Het is Turkse muziek en het is gewijd aan
de Profeet', deelde hij mee. Omdat ik even niet wist wat
ik met de profeet Mohammed aan moest week ik uit en informeerde
beleefd: 'Komt u zelf ook uit Turkije?' Nee, hij niet, hij
was in Amsterdam geboren, maar zijn ouders wel. 'En zij
zijn mohammedanen, moslims, Islamieten', voegde hij er nadrukkelijk
aan toe. Er viel niet langer om de hete brei heen te draaien.
'Is dat erg belangrijk voor u?', vroeg ik dus maar. 'En
in welk opzicht?' Hij was graag bereid om dat uiteen te
zetten. 'Wij hebben onze geboden', stak hij van wal.
'Dat is heel belangrijk want die religieuze wetten geven
ons houvast.' Ik wilde weten welke geboden hij met name
op het oog
had. 'Het belangrijkste is dat je niet mag doden', antwoordde
hij. 'En niet stelen. En je moet je vader en moeder eren.'
Ik ben bang dat zich op dat moment een ironische glimlach
om mijn lippen plooide. Maar ik impliceerde emstig. 'Dat
zijn fraaie uitgangspunten. Die heeft de islam dan gemeen
met andere grote godsdiensten, het christendom, het jodendom.
Die beroepen zich ook op de Tien Geboden.' Nu was het de
beurt van mijn gesprekspartner om verbaasd te zijn. Hij
draaide zich om, keek me wat onzeker aan en zei 'Meent u
dat nou? Denkt u dat dat werkelijk zo is?' Hier stokte onze
prille dialoog, omdat ik op de plaats van bestemming was
aangekomen. Maar ik ben er vrij zeker van dat we beiden
nog een tijdje verwonderd met het hoofd hebben zitten te
schudden.
Het is natuurlijk best mogelijk dat als het gesprek zich
had voortgezet en we op de thema 'homoseksualiteit' en 'Israel'
waren gekomen, mijn chauffeur opinies was gaan verkondigen
die mij het bloed naar het hoofd had doen stijgen, maar
misschien ook niet. In elk geval lag het zwaartepunt van
zijn geloof ergens anders. Op de een of andere manier lijkt
dit gesprek me relevant voor een positiebepaling in het
stevig gepolariseerde debat over en tussen de godsdiensten.
Zowel het jodendom als de islam zijn nogal 'wettisch', dat
wil zeggen dat een groot deel van de godsdienstige plichten
is vastgelegd in leefregels op allerlei gebied: voorschriften
over hoe bidden, over de bereiding van eten, de wijze waarop
men zich kleed. Een orthodoxe moslim of een orthodoxe jood
zal zich aan al die regels willen houden. Maar over de innerlijke
beleving van die religie, de waarden die voor de betrokkene
centraal staan, zegt dat niet zoveel.
Neem de kwestie van de hoofddoekjes. Als een vrouw zich
in het openbaar vertoont met een hoofddoek kun je daaruit
afleiden dat zij een gelovige moslima is, die niet wenst
te marchanderen met de regels van de islam. Maar verder?
Je kunt uit de hoofddoek op geen enkele wijze opmaken of
de draagster een fanatica is of iemand met vrlichte en menslievende
denkbeelden. Ik durf dat zo stellig te beweren omdat ik
een oom had (hij leeft helaas nit meer), die rabbijn was.
Voor geen prijs ter wereld zou hij zich ooit ergens zonder
zijn kalotje hebben vertoond (of op zaterdag de lichtknop
hebben aangeraakt). Voor het overige echter was mijn oom
Nuchim de verdraagzaamheid in eigen persoon.
Om die reden lijkt mij de discussie over hoofddoekjes een
non-issue en die over homoseksualiteit van grote betekenis.
Als mensen menen dat ze op grond van hun religie op bepaalde
tijdstippen moete bidden of vasten of zich op een bepaalde
manier moeten kleden, ook in de publieke ruimte, is dat
hu volste recht; ze doen daar niemand kwaad mee. De ellende
begint waar gelovigen aan hun godsdienst argumenten ontlenen
om anderen te discrimineren. Een moslim, katholiek of jood
heeft het recht om - voor zichzelf - homoseksualiteit af
te wijzen en dat nog openlijk te zeggen ook. Maar wanneer
hij homoseksuelen in een kwaad daglicht stelt, of, nog erger,
anderen tegen hen ophitst, wordt de grens van de godsdienst-
en meningsvrijheid overschreden en gebeurt er iets wat niet
getolereerd mag worden.
Als welwillende agnostica zou ik mijn gelovige medemensen
en vooral bun voorgangers en geestelijk leiders willen vragen
zich te bezinnen op manieren om een eind te maken aan excessen.
Zoals het belasteren van homo's, het oproepen tot bloedvergieten
in een heilige oorlog of het weigeren van condooms aan door
aids bedreigde Afrikanen. Het zou niet gek zijn als religieuze
leiders zichzelf en elkaar eens de vraag zouden stellen
wat de kern van hun godsdienstbeleving is of moet zijn.
De Tien Geboden bijvoorbeeld?
De meest adequate eigentijdse vertaling daarvan is volgens
mij het respect voor de mensenrechten. Als religies dat
respect niet koesteren worden ze een karikatuur van zichzelf.
(Bron: de Volkskrant 30-5-2001)
[
top | reacties welkom postbus@j-accuse.nl
]
|