'Het vrije woord/bedreigd, gesmoord/brengt in de nood/zijn
vechters voort/ tot in de dood.'
Deze tekst - pathetisch en gedateerd, in de ogen van ons,
21ste eeuwse Europeanen - is te lezen in de pui van het
perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. Ze maakt deel uit van
een bescheiden, bijna onooglijk monumentje ter ere van de
vertegenwoordigers van de illegale pers gedurende de Duitse
bezetting.
Mijn vader, Herman Bleich, indertijd een van de oprichters
van Nieuwspoort, was trots op dat monumentje. Volgens hem
was er een logisch verband tussen het eerbetoon aan vakgenoten
die met gevaar voor eigen leven hadden vastgehouden aan
hun recht op vrije meningsuiting, en Nieuwspoort, als centrum
van nuttige contacten en kritische confrontaties tussen
journalisten en (Haagse) autoriteiten.
Vanuit de catacomben van mijn geheugen kwam die dramatisch
getoonzette hommage aan het vrije woord ineens aan de oppervlakte.
Schouderophalend probeerde ik de woorden weer in hun vitrine
terug te duwen. Een paar octaven lager zou ook wel mogen.
Van een frontale aanval op de vrijheid van meningsuiting
is tenslotte geen sprake. Er is geen censuur, er zijn geen
instanties aan wie journalisten hun stukken ter goedkeuring
moeten voorleggen, er is geen overheid die onwelgevallige
media met sluiting bedreigt.
Is het dus niet zwaar overdreven om beladen termen als
'gevaar voor de vrije meningsuiting', in de mond te nemen?
Ik ben daar niet zo zeker van. De afgelopen weken zijn er
een paar dingen gebeurd - en vooral ook: niet gebeurd -
die de vraag oproepen of we niet ongemerkt bezig zijn in
slaap te sukkelen. Om te beginnen was er de reeks van incidenten
waarbij diverse pressiegroepen hun toevlucht zochten tot
intimidatie om uitingen die niet bij hen in de smaak vielen,
tegen te houden. Fundamentalistische moslims tekenden bezwaar
aan tegen de opvoering van de opera Aisha en maakten duidelijk
dat ze het niet bij woorden zouden laten.
Voetbalsupporters dreigden met het 'verbouwen' van filmzalen
waar een documentaire over Ajax zou worden vertoond. En
als klap op de vuurpijl illustreerden enkele Hell's Angels
hun ongenoegen over een minder vleiende uitlating over die
gewelddadige motorclub met het uitdelen van rake klappen.
Wat die incidenten verontrustend maakt, zijn de lauwe reacties
van samenleving en overheid en de quasi-vanzelfsprekendheid
waarmee de betrokkenen voor intimidatie en geweld opzij
zijn gegaan. Ik vind dat getuigen van griezelige onverschilligheid.
Waar zijn de rechtstatelijke en democratische instanties
die de vrijheid van de media garanderen? Wat gaat er om
in de hoofden van die theaterdirecteuren en journalisten?
Alleen angst? Of denken ze misschien dat de vrije meningsuiting
zo'n onwrikbaar is dat die gebrek aan Zivilcourage moeiteloos
overleeft?
Wie zo denkt, moet maar snel om de tafel gaan zitten met
redacteuren van Libelle, Margriet,Nieuwe Revu, Breakout
of een de andere publiekstijdschrift van VNU die op de markt
zijn gegooid omdat het concern andere prioriteiten heeft.
Want, minder spectaculair dan van de kant van hooligans
of Hell's Angels, wordt de pluriformiteit van de pers, en
de vrije meningsuiting, sluipenderwijs bedreigd door de
steeds verdergaande concentratie kranten en tijdschriften
in de hand van concerns die geen moeite doen om te camoufleren
dat het en uitsluitend om de winst gaat. Of het de VNU is,
of de Telegraaf, Elsevier, PCM of WPG, nergens gaat het
meer primair om het uitbrengen van bladen met een bepaalde
signatuur. Een 'merk' is hoogstens van belang om een bepaald
publiek te trekken, de omzet is in laatste instantie bepalend
voor de inhoud.
Ja, waar blijven de democratische instanties die de pluriformiteit
van de media moeten garanderen? Wordt het geen tijd om te
denken aan antikartelwetgeving om ervoor te zorgen dat redactiestatuten
niet worden weggeblazen door de winden van een 'vrije markt'die
leidt tot de ongecontroleerde opeenhoping van mediamacht
in oligopolies? Waar blijven de (hoofd)redacteuren die tegen
hun directies durven zeggen: nu is het mooi geweest, ik
laat me niet dicteren door marktonderzoek en winstcijfers?
En als een enkeling - zoals hoofdredacteur Van Exter van
Trouw - zijn zorgen al eens hardop uit, zwijgen de collega's.
Het wordt tijd voor een debat over de verhouding tussen
ongecontroleerde marktwerking en de diversiteit van de media,
een van levensaders van de democratie. Of moeten we de hoeders
van het vrije woord straks gaan zoeken in onooglijke, in
eigen beheer uitgegeven blaadjes of op een amateuristisch
uitgevoerde website? Toegegeven: dat klinkt pathetisch,
geheel denkbeeldig is het niet.
(Bron: De Volkskrant, 27 december 2000)
[
top | artikel
downloaden | reacties welkom postbus@j-accuse.nl
]
|